

Arcadisch landschapsideaal
GOUDEN-EEUWSE ALLURE
De rijk geworden stedelingen in de Gouden Eeuw wilden ’s zomers een domicilie op het platteland. Ze ontgonnen gebieden in ’s-Graveland, en gebruikte veel afgegraven zand voor de aanleg van de grachtengordel. Met tuinarchitectuur boden zij tegen elkaar op in rijkdom. Maar, terwijl in de tweede helft van de 18de eeuw de landgoederen bij de Vecht vaak in verval raakten, gebeurde dit hier niet. De nieuwe mode van het Arcadische landschapsideaal, paste juist goed bij de hoge zandgronden met hun heuvels en vergezichten.
In dit unieke gebied contrasteren de geometrische patronen van de buitenplaatsen van ’s-Graveland (lineaire opbouw) en de Vesting Naarden (schootsvelden) met de meer natuurlijke heidevelden en bossen. Op de flanken van de stuwwallen zijn restanten van engen (verhoogde akkers) te vinden. Het onregelmatig patroon van uitwaaierende wegen op de stuwwal is nog herkenbaar in de bebouwingsstructuur van de dorpen, en zichtbaar in de zandpaden op de heidevelden.