Oosterschelde


ZILTE SCHATTEN VAN DE OOSTERSCHELDE


Grote rijkdom aan kleuren en eiwitbronnen

Het grootste en natste Nationale Park in Nederland bevindt zich in Zeeland: de Oosterschelde. Deze zeearm van de Noordzee is (oorspronkelijk) een aftakking van de rivier de Schelde. Een gedeelte van het Nationale Park valt bij laag water droog. Naast vele soorten vis en zeevruchten, biedt dit gebied een keur aan eiwitten uit zeewieren. Als je het gebied betreedt, valt je direct de prachtige kleurenrijkdom op: de mooie roodachtige kleuren van de zeekraal, de oranje kleuren van de duindoorn, de donkere groene kleuren van de zeewieren, de zilveren kleuren van de oesters en de diepe glanzende groengrijze kleuren van de slikken.

De Oosterschelde is een belangrijk gebied voor vogels, maar ook voor ons! Er is een overvloed aan eiwitbronnen te vinden, zoals oesters, mosselen en kokkels. In specifieke gebieden mag je per dag 10 kg per persoon rapen, zolang je de natuur niet verstoort. Daarnaast is er ook een groot aanbod aan zeewieren, algen, zeekraal en lamsoor. Hoogwaardige eiwitbron

1

Goud uit de zee

Oesters

Een van de pareltjes in de Zeeuwse (eet)cultuur is de oester. Het succes in de oesterteelt was net zo wispelturig als de zee. Enorme winsten en grote tegenslagen wisselden elkaar af. De platte oester is de gecultiveerde oester uit Nederland. Al in de 17de eeuw bestond er oestervisserij in Zeeland.
In 1870 kregen twee rijke heren het ministerie van Financiën zo ver om de oesterbanken bij Yerseke uit de publieke visserij te halen en te verpachten. Grote protesten hadden geen effect, en daarmee kwam de oesterteelt in handen van rijke oesterbaronnen. De armere oestervissen moesten hun zelfstandige bestaan opgeven en traden in dienst van mensen die de pacht konden betalen.
De Zeeuwse oester is alleen nog in het Grevelingenmeer te vinden. De Japanse oester vormt nu de kern van de oesterteelt en groeit in de grilligste vormen overal op harde ondergronden (zoals dijken) en kan op de zandige of slikkige bodem gigantische oesterbanken vormen.

To See

Oesterputten en plukken van oesters

De Oesterij

Ontdek de historische oesterputten van de Oosterschelde op het historische terrein aan de Havendijk in Yerseke, de Oesterij. Leer tijdens het bezoek alles wat bij het kweken van oesters komt kijken, en proef de zilte zaligheden tijdens een proeverij. Ook kun je een rondvaart boeken, een mosselfabriek bezoeken of de dag afsluiten met een diner van schaal- en schelpdieren.

Bekijk

Natte natuurgebieden met sporen van strijd tegen het water

Slikken en schorren

Schorren zijn de gebieden die alleen bij springtij onder water komen te staan. Je vindt ze aan de randen van de Oosterschelde, buitendijks, en ze zijn door opslibbing hoger komen te liggen dan de slikken. Omdat het zoute water dagelijks via diepe geulen het schor binnenloopt, hebben de schorren een zilt karakter en vind je er zoutminnende planten. Ook broeden er kustvogels, zoals sterns en plevieren. Het zijn de vluchtplaatsen voor de vogels bij hoogwater, die bij laagwater hun voeding vinden op de platen en de slikken. De schorren worden bedreigd, omdat ze zijn gaan verzoeten, verruigen en verbossen en de waarde als broedplaats voor kustvogels verliezen. Dit komt doordat een groot deel van de schorren inmiddels achter dammen ligt, waardoor de zoute getijden geen invloed meer hebben. Ook worden ze bedreigd door erosie en afslag.

Slikken zijn buitendijkse onbegroeide stukken land die bij elke vloed overstromen. In de bodem van de slikken en de platen (een slik helemaal omgeven door water), leven veel soorten wormen en schelpjes. Vogels genieten daarvan. Als de slikken droogvallen mag je er niet lopen. Als een slik hoog genoeg is opgeslibd verschijnt er Engels Slijkgras en Zeekraal en ontstaat langzaam een schor.

Oase voor kust- en weidevogels

Wandeling ‘Levensstrijd’

Ontdek in deze Natuurmonumentenwandeling al lopend de sporen van de strijd tegen het water. Deze wandeling biedt weidse uitzichten, zilte lucht met bijzondere vogels en bruinvissen en zeehonden in de Oosterschelde. Ontdek al wandelend de vogelboulevard van Zeeland.

Bekijk

Centrum van de haringproductie

Haring, zilver uit de zee

Vanaf de 13e eeuw groeide de vraag naar vis, omdat in de middeleeuwen vis, vooral haring, twee dagen per week het vastenvoedsel was.

Schieten en kaken
Begin 14e eeuw bouwden we sterke, zeewaardige en grote haringschepen. Begin 15e eeuw werden deze schepen ‘op de kiel gebouwd’, de zgn. haringbuizen. Deze hadden geen platte bodem meer, maar een kiel en een gladde romp om de vis makkelijk aan boord te hijsen. Kilometerslange drijfnetten, ‘vleten’, werden uitgezet (schieten), en eenmaal vol was er in de haringbuis een breed werkdek voor het schoonmaken van de vis en opslag.

Grote economische impuls
De haringvisserij betekende een grote economische impuls, niet alleen voor de vissers (14 per buis), maar ook voor scheepsbouwers, touwslagers en tuigers.
Eenmaal aan wal was de gezouten vis, overwegend in houten vaten verpakt, gemakkelijk te verhandelen. Daarmee bewees het Zeeuwse zout als conserveringsmiddel zijn waarde.

Lugubere ondergang
De ondergang van de haringvisserij ging net zo snel als de bloei. Door politieke conflicten, oorlogsgeweld en kaapvaart, werd het vissen ‘ter zoute’ na 1550 riskant. In 1562 waren er rond de 200 haringbuizen. Dat aantal daalde snel toen in 1568 de Tachtigjarige Oorlog uitbrak. De kustvisserij nam het vanaf dat moment grotendeels over.
Tijdens de Engelse Zeeoorlogen was het vissen ver van huis riskant. Bescherming door de marine was geen overbodige luxe. Zo overmeesterden de Engelsen eens een haringbuis en onthoofdden de gehele bemanning. De hoofden van de vissers sloegen ze op in een harington die ze naar Holland stuurden. Als waarschuwing tegen het vissen in Britse wateren…

Mosselen

Voor de mosselteelt wordt in het voor- en najaar mosselzaad in de Waddenzee gevist. Mosselzaad is de verzamelnaam voor een grote hoeveelheid jonge en kleine mosselen. Met draden maken ze zich vast aan algen, kokerwormen, schelpen en vooral aan elkaar. Zo bijeen vormen ze een dikke laag op de zandplaten van de Waddenzee. Nadat het mosselzaad is opgevist, wordt het uitgezaaid op speciale percelen.
Sinds enige jaren bestaat er ook een hangmosselcultuur rondom Bruinisse. Ze groeien op dicht onder het wateroppervlak. Het voedselaanbod is hier rijker, waardoor de mosselen eerder marktwaardig zijn dan de Zeeuwse mosselen van de bodem. Het rijke voedselaanbod hoog in de waterkolom zorgt voor een unieke smaak.

Al ruim vóór de Gouden eeuw werd er op mosselen gevist. De Romeinen aten mosselen, oesters en andere vissoorten al 13 eeuwen eerder. In de Gouden Eeuw kreeg de mosselvisserij echt een belang in de Zeeuwse visserij. Vanuit Tholen voeren elk jaar in juni zo’n 30 schepen uit op zoek naar mosselen en krabben. In 1689 werd in Tholen een gilde van mosselvangers opgericht.

Ontdek mosselen en oesters te voet

Wandeling ‘proef de Oosterschelde’

Het vissersdorp Yerseke is de uitvalbasis voor een wandelroute van 4 kilometer langs het zilte water van de Oosterschelde. Deze wandeling voert je ook langs de twee belangrijke bodemschatten van Zeeland; mosselen en oesters. In Yerseke brengen kotters al lange tijd mosselen aan wal.

Bekijk

Geschiedenis visserij, mossel- en oesterkwekerij

Museum Brusea

Bruinisse is een vissersdorp, waar vooral de mossel centraal staat. In dit dorp kun je in het museum Brusea alles te weten komen over de geschiedenis van de visserij en de mossel- en oesterkwekerij.

Bekijk

Een van de zeven moderne wereldwonderen

Strijd met de zee

Verandering is de belangrijkste constante factor geweest in de Oosterschelde. Het gebied is voortdurend veranderd, omdat de invloed van de zee en de rivieren steeds veranderden: van méér en van minder afvoer van rivierwater, een hoge of een lage zeespiegel, van meer of minder afzetting van slib en meer of minder stormen. Met als gevolg dat de eb- en vloedgeulen veranderde van loop en het opkomen en verdwijnen van slikken en schorren.
De Oosterschelde illustreert heel goed hoe de Nederlanders het gevecht met de zee aangingen, en welke vruchten dit gevecht hen opleverde.
De vruchten kwamen soms vanzelf, in de vorm van flora en fauna. Maar soms was daar hard werk voor nodig: de Deltawerken. Na de watersnoodramp in 1953 heeft dit sterke staaltje ingenieurswerk Nederland internationaal veel bekendheid gegeven. Sinds de ingebruikname van de Oosterscheldekering (stormvloedkering) in 1986 kan de Oosterschelde volledig van zee worden afgesloten. Hiermee beschermt het de provincies Zeeland, zuidelijk Zuid-Holland en Noord-Brabant tegen het hoge water van de zee. Dit deel van de Deltawerken, met name de Oosterscheldekering, trekt nog steeds internationaal veel aandacht. Het is door de American Society of Civil Engineers tot één van de zeven moderne wereldwonderen verklaard.
Zeeland ligt voor een groot deel op of onder de zeespiegel. In 1953 waren de dijken slecht en laag. De kans op een overstroming was toen eens per 80 jaar. Dankzij de stormvloedkering is die kans nu minder dan eens per 4.000 jaar.

Duurzame eiwittenbronnen

Zeewier, algen, zeekraal en lamsoor

Met de groeiende bevolking, zal de vraag naar nieuwe, duurzame eiwittenbronnen ook toenemen. Zeewier is een zeer hoogwaardige eiwitbron. Zeewier is een verzamelnaam voor een grote groep algen die in de zee leven en bestaan in allerlei vormen en maten, zoals zee-eik, kelp, Japans bessenwier, knotswier, borstelwier, zeespaghetti, purperwier en Iers mos.

In de Oosterschelde komen vele tientallen soorten zeewier voor. De bekendste is wel het Japanse bessenwier (Fucus) dat op de steenglooiingen van de dijken groeit, juist onder de hoogwaterlijn. Dit wier is een exoot, waarschijnlijk met de oesters in schepen naar Europa gekomen. Het is een bruinwiersoort en vormt lange slierten met hoofdtakken en zijtakken met luchtblaasjes. Heerlijk gefrituurd als snack of in een vissoep.
Suikerwier met zijn lange banieren is ook bekend. Dit bruinwier heeft een korte steel met hechtwortels en brede bladeren. Suikerwier is een bron van agar agar en mannitol (natuurlijk zoetstof).
Restaurants passen zeewier steeds meer toe in hun keuken, als alternatief voor dierlijke eiwitten. Niet alleen zijn ze ruim te verkrijgen en is bijna alle zeewier eetbaar, ze zitten ook vol met jodium, calcium, ijzer en vitamines. Zeewier bevat van nature umami, de vijfde smaak naast zoet, zuur, zout en bitter. Deze smaak ontbreekt juist vaak in vegetarische alternatieven.
De bladeren van de zeeaster noemen we lamsoor of zulte. Met vergunning kun je deze zeegroenten oogsten in bepaalde gebieden.
Op
www.zeewierwijzer.nl kun je alles lezen over zeewieren.

Wieren zoeken en proeven

Wilde wierenwandeling

Haal je zuidwester uit de kast en trek je laarzen aan, voor een wilde wierenwandeling bij Neeltje Jans. Ga op zoek naar suikerwier en Japans bessenwier.

Bekijk

Kreeften, krabben en kokkels

Kreeften, krabben en kokkels zijn eeuwenoude visserijproducten in Zeeland. De Oosterschelde was zelfs een tijd beroemd vanwege de goede kreeft. In 1867 zorgde de Kreekrakdam ervoor dat het vuile water van de Schelde niet meer in de Oosterschelde kwam. Er ontstond een ideaal leefgebied voor kreeft. Het water kreeg het juiste zoutgehalte en de kreeft kon zich goed verbergen tussen de steenstortingen en basaltkeien waarmee de kust werd versterkt. Dat is belangrijk wanneer tijdens de groeifase en het verschalen het pantser van de kreeft zacht is. In de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw werden jaarlijks wel 30.000 kreeften aangevoerd. De strenge winters van 1940, 1947 en 1963, en de afsluiting van de Grevelingen verpletterden de kreeftenpopulatie.. Maar ze is zich aan het herstellen. De Deltawerken zorgen voor schoner water met het juiste zoutgehalte en minder stroming en golfslag.

Krab werd al eind 16e eeuw gevangen in Zeeland, maar bleef altijd beperkt tot de lokale afzetmarkt. Kokkels, in Zeeland aontjes genoemd, gedijen net onder het zandoppervlak in gebieden met getijdenwerking en matige stroming. De hartvormige schelpdiertjes vind je vooral in de monding van de Oosterschelde. Als de zandbanken voor de kust droogvallen, kun je ze rapen. Tot verdriet van veel Zeeuwen, gaat bijna de hele oogst (90%) naar Spanje (voor paella). Daarom willen ze op een feestelijke wijze het Kokkelseizoen inluiden, zoals ook bij de oesters, de mosselen en de kreeft. De kokkel verdient een eigen ceremonie, schrijft journalist Maikel Harte in PZC: ‘Eet een kokkel, de smaak blaast je van je sokkel!’.

Handzame platbodems

Hoogaarzen

Zeeuwse vissers gebruikten vooral hoogaarzen als zeilschepen. Het zijn kleine, handzame platbodems, gebruikt als vracht- en veerschip. Vooral voor de mossel- en oesterculturen werden hoogaarzen ingezet. Ook voor kokkels en in mindere mate voor het vissen met netten. Waarschijnlijk voeren de eerste hoogaarzen rond 1600 in de Zeeuwse wateren.

Deze platbodems hebben rechte, sterk vooroverhellende stevens, ondiepe achterschepen en een breed roer dat dieper gaat dan het achtersteven. Er zijn Arnemuidense hoogaarzen, Tholense hoogaarzen, Kinderdijkse hoogaarzen, platte duivelanders of hoogaarzen genoemd naar de werf waar ze gemaakt waren.
De hoogaarzen die nog varen, behoren tot de bruine vloot en zijn ingeschreven in het stamboek Ronde en Platbodemjachten.

Specifiek voor de Arnemuidense hoogaars is de versiering. De kop van het roer, de boeisel van het achtersteven en de koppen van de zwaarden zijn meestal groen geschilderd. Ook hebben ze een mannetje in de mast, een masttop dat lijkt op een mannetje met zijn handen op de heupen. Er wordt gezegd dat het lacht naar de voorkant - de toekomst - en huilt naar de achterkant - het verleden. Het mannetje loopt uit in een punt. Aan die punt zit een plukje sajet, wol, vastgemaakt: dat veegt de hemel schoon!
De hoogaarzen zijn steeds meer verlengd en vergroot voor de visserij in de Scheldedelta. Afhankelijk van de deining van de zeegaten, werd de vorm van de schepen aangepast. Sinds 1990 bestaat er een stichting die het behoud van de hoogaars nastreeft.

Zeeuws zout

Zout - gevaarlijke conserveringstechniek

De Oosterschelde was niet alleen belangrijk voor de haring, ook werd er zout gezied (selnering). Zout was in de middeleeuwen erg belangrijk voor het conserveren van voedsel en essentieel voor het haringkaken.
De Zeeuwse zoutwinning beleefde haar hoogtepunt in de 14de en 15de eeuw. In 1422/1423 produceerde het stadje Biervliet maar liefst 9 miljoen kilo zout. Echter, voor het haringkaken was zeer zuiver zeezout nodig en het grijze veenzout was niet zo zuiver te krijgen. De toevlucht werd genomen tot het zeezout van Bonaire.

De Zeeuwse zoutwinning ging samen met turfwinning (moerneren), Het proces ging als volgt: het veen werd verbrand en de as hiervan met zeewater vermengd. Door in grote ijzeren pannen te mengen en in te koken, werd zout verkregen. Het afvalproduct, zelas, werd op grote hopen gegooid, en daardoor ontstonden heuvels. Twee straten in Vlissingen danken daar hun naam aan: Korte en Lange Zelke.

Het was een levensgevaarlijk werkje, met veel stank, giftige dampen en groot gevaar voor de kustverdediging, omdat het maaiveld door de veenwinning daalde. Veel verdronken plaatsen in Zeeland lagen in moerneringsgebieden. Sommige dorpen vroegen er wel om: het verdronken Moggershil op Tholen heeft een turfsteker met zes turven in zijn wapen staan!
Vanwege het gevaar werd moerneren zelfs al in de 13e eeuw afgeremd. In 1515 verbood Karel V dit in laaggelegen Zeeland. Toch bleef het tot ver in de 17e eeuw bestaan. Vanaf de 15e eeuw ontstond wel een modernere baaizoutverwerking, met name in Zierikzee, Arnemuiden, Goes en Reimerswaal. Dit is gestopt in de 19e eeuw, en daarmee stopte ook het Zeeuwse zout.

Oosterschelde dronk

Zeeuwse dranken
In de laten middeleeuwen werd wijn gedestilleerd om te voorkomen dat de alcohol verloren ging: brandewijn. Dit was vooral gebruikelijk in gebieden waar wijn verbouwd werd. Het was de bedoeling dat de brandewijn na de reis over de Noordzee weer werd verdund, maar dat gebeurde niet. We vonden dat sterke drankje maar al te lekker.

Sloe Gin
Het Sloe is een voormalig vaarwater tussen Walcheren en Zuid-Beveland. De naam bestaat al sinds 1630. In Engeland wordt gin uit sleedoornpruimen sloe gin genoemd. Gin hebben de Britten namelijk van ons afgekeken en sommigen beweren dat de Britten ook het maken van sloe gin van ons hebben afgekeken, omdat er al eeuwen in de buurt van het Sloe uit sleedoorn een soort van jenever wordt geproduceerd. Hoe dan ook, de firma Rutte (bestaande sinds 1830, nu zesde generatie) uit Dordrecht maakt nu nog een sloe gin, die wordt bereid uit sleedoornpruimen die door een team vrijwilligers jaarlijks (liefst als de vorst er al over heen gegaan is) uit Zeeland (en de Biesbosch) gehaald wordt.

To Top